Inleiding

De oorzaak van een verschijnsel is niet altijd meteen te achterhalen. Een beweging van een dier bijvoorbeeld, is uitwendig zichtbaar. maar moet inwendig veroorzaakt worden. Een nader onderzoek van de beweging moet zich dus richten op het inwendige van het dier.
Bij dieren zijn samentrekkingen van spieren verantwoordelijk voor bewegingen. Door samen te trekken kan een spier zich verkorten. Hoe diep ligt de oorzaak van dit verkorten?
Als je een kippenpootje eet, kun je zien dat een spier is omhuld door een vlies. Dit vlies loopt bij de spieruiteinden uit in een pees, waarmee de spier aan beenderen vastzit (als het een skeletspier is). Daardoor heeft de spier enigszins de vorm van een muis. Het Latijnse woord musculus betekent dan ook zowel muisje als spier.

Bij de mens vind je ook zulke spieren. Bij nader onderzoek blijft zo'n spier te bestaan uit kleinere eenheden, de spiervezelbundels. Deze kunnen weer verder ontleed worden in spiervezels. De vorm en structuur van de spiervezels zijn alleen zichtbaar onder een microscoop. Iedere spier kan zich, als deze een impuls ontvangt, zichzelf samentrekken. Het blijkt dat de spiervezels in elkaar kunnen schuiven, waardoor ze korter kunnen worden. Deze spiervezels bestaan uit actine en myosinefilamenten, deze zorgen er voor dat de spier korter wordt.