1.2. Skelet en bewegen

Je kunt het dierenrijk verdelen in dieren zonder skelet, zoals wormen en holtedieren, en dieren met skelet, zoals insecten en mensen. 
Dieren met skelet zijn weer te verdelen in dieren met een inwendig skelet en dieren met een uitwendig skelet.

Wel of geen skelet?

Bekijk de afbeelding met de verschillende hoofdafdelingen van het dierenrijk.
Lees hieronder welke hoofdafdelingen een skelet hebben.

Sponzen: geen skelet.
Holtedieren: geen skelet.
Stekelhuidigen: inwendig skelet  van kalknaalden.
Gewervelde dieren: inwendig skelet.
Geleedpotigen: uitwendig skelet.
Wormen: geen skelet.
Weekdieren: uitwendig huisje of schelp, soms een inwendige schelp.
Eencelligen: geen skelet.


Kwallen
Een kwal wordt ondersteund door het water waarin hij rondzwemt. Hij beweegt zich voort door zich af te zetten tegen het water. Hij doet dat door met zijn spieren water weg te persen.


Regenwormen
Een regenworm heeft een stevig lichaam doordat hij zichzelf oppompt met water.
Een regenworm beweegt door afwisselend lengtespieren en kringspieren samen te trekken. Eerst maakt hij zichzelf lang door zijn kringspieren samen te trekken.
Dan trekt hij zijn lengtespieren samen en wordt zijn lichaam weer korter. Borstels zorgen ervoor dat hij niet naar achteren wegglijdt.
Zo trekken ze hun lijf naar voren.


Dieren met een uitwendig skelet

Veel dieren hebben een uitwendig skelet. Het skelet dient voor bescherming en stevigheid.
Onderdelen in het skelet kunnen ten opzichte van elkaar bewegen door de beweegbare plaatsen in het skelet. 


Mosselen
Bij schelpdieren als een mossel zitten de spieren vast aan de schelp.
Een schelpdier kan zich zelfs ingraven door zijn sluitspieren snel te sluiten!


Insecten

Geleedpotigen zoals insecten hebben een uitwendig skelet.
Dat lijkt wel een beetje op een harnas van ridders.
Een insect beweegt door samentrekking van spieren, die aan het skelet vastzitten.
Net als het ridderharnas heeft het skelet scharnierpunten, waardoor het insect kan bewegen.
De scharnierpunten heten gewrichten.

Ook de vleugelslag van insecten wordt mogelijk gemaakt door spieren, gewrichten en skelet.
Hier zie je hoe de vleugels van een insect bewogen worden.


Inwendig skelet en beweging

Gewervelde dieren hebben een inwendig skelet. Een inwendig skelet zit in het lichaam onder de huid.
De spieren zitten aan de buitenkant van een inwendig skelet.
Het skelet van gewervelde dieren bestaat uit botten, ook wel beenderen genoemd.
De plaatsen waar de botten ten opzichte van elkaar kunnen bewegen heten gewrichten. Een dier met een inwendig skelet loopt doordat spieren zijn botten laten bewegen. De beweging van botten bij een inwendig skelet gaat anders dan de beweging bij een uitwendig skelet. Als een spier samentrekt bij een inwendig skelet, krijg je de tegenovergestelde beweging als bij een uitwendig skelet.


Teengangers, zoolgangers en hoefgangers

Door de voeten van zoogdieren te bekijken, kun je veel te weten komen over hun leefwijze. Er wordt onderscheid gemaakt tussen zoolgangersteengangers en hoefgangers(topteengangers).

Een beer is een zoolganger. Zoolgangers hebben veel contact met de grond en kunnen daardoor niet zo hard lopen. Het heeft ook voordelen: zoolgangers zakken niet snel weg in een zachte bodem en glijden ook niet snel uit op een gladde ondergrond.
Een kat is een teenganger. Hij loopt op zijn tenen. Als een kat rent, heeft hij weinig contact met de grond. Hij kan daardoor behoorlijk hard lopen.
Een  paard is een hoefganger (topteenganger). Hoefgangers lopen op de toppen van hun tenen. Daardoor zijn ze erg snel. Hoefgangers hebben een harde ondergrond nodig, anders zakken ze er in weg.



Maak jouw eigen website met JouwWeb