Slechte en goede gewoontes

Goede voeding, voldoende beweging en voldoende rust zijn belangrijk om te zorgen dat je lichaam gezond blijft.
Bekijk de slechte en goede gewoontes. 

Voldoende beweging
Sporten of andere lichamelijke activiteiten zoals dansen zijn goed voor je lichaam.
Gezonde voeding
Op internet kun je veel informatie vinden over gezonde voeding (zie o.a. www.voedingscentrum.nl). Niet te veel eten en voldoende vitamines en mineralen (o.a. in groente, vlees en vis) zijn belangrijk.
Voldoende rust
Het is niet zo gezond om langdurig te gamen of vaak te laat naar bed te gaan.
Roken, drugs en alcohol
Roken, overmatig alcoholgebruik en drugs vormen een bedreiging voor je gezondheid.
(Erfelijke) ziektes
Veel ziektes heb je zelf niet in de hand. Sommige ziektes ontstaan doordat het DNA niet goed werkt (erfelijke ziekten). Je kunt ook in aanraking komen met ongezonde stoffen zoals fijnstof.

 


Ziekteverwekkers geen kans geven

Ziekteverwekkers zoals bacteriën en schimmels grijpen hun kans zodra ze geschikte omstandigheden vinden: voldoende voedsel en water en een temperatuur tussen 10 en 40 graden Celcius nodig. Door simpele dingen, zoals een goede hygiëne en het goed verhitten van voedingsmiddelen, kun je veel ellende voorkomen.

Inenten
Tegen sommige ziekteverwekkers kun je worden ingeënt. Je versterkt dan de afweer van je lichaam.
Voedsel bereiden
Ziekteverwekkers kun je doden door het voedsel goed te verhitten (bijvoorbeeld koken, bakken). In een koel- of vrieskast kunnen ziekteverwekkers minder snel groeien. Bepaalde stoffen (zuur, zout) remmen de groei van ziekteverwekkers.
Steriliseren
Je kunt ziekteverwekkers doden door alcohol te gebruiken, bijvoorbeeld bij een wondje. Dan wordt de huid steriel.
Verspreiding tegengaan
De verspreiding van ziekteverwekkers kun je tegengaan door een goede hygiëne.


Afweersysteem

In ons bloed zitten witte bloedcellen ofwel leucocyten. Deze cellen houden zich bezig met de afweer tegen ziekteverwekkers.
Er zijn verschillende typen witte bloedcellen.

  • Fagocyten: eten ziekteverwekkers zoals virussen en bacteriën op.
  • T-lymfocyten: kunnen ziekteverwekkers en kankercellen doden door er gif in te spuiten.
  • B-Lymfocyten: maken antistoffen tegen ziekteverwekkers.

Sommige witte bloedcellen maken bacteriën onschadelijk door ze in te sluiten.


Immuun

Elke ziekteverwekker is door het afweersysteem te herkennen aan een bepaald molecuul, een antigeen. Op bacteriën en virussen zitten antigenen. Als je in contact komt met een ziekteverwekker, maken bepaalde witte bloedcellen antistoffen, die precies bij dat antigeen passen. Dat duurt een paar dagen. De antistoffen maken de ziekteverwekker daarna onschadelijk. Geheugencellen onthouden de informatie van deze antigenen.
Als je nog eens met dezelfde ziekteverwekker besmet wordt, worden de antistoffen dankzij de geheugencellen veel sneller gemaakt. Je wordt niet ziek. je bent immuun en je kunt dezelfde ziekte niet opnieuw krijgen.

Witte bloedcellen worden gemaakt in het rode beenmerg en in de lymfeklieren. Bekijk de afbeelding van het skelet om te zien waar zich veel rood beenmerg bevindt.

 


Inenten (of vaccineren)

Tegen sommige gevaarlijke ziektes kun je worden ingeënt. Inenten heten ook wel vaccineren. Bij actieve immunisatie krijg je een verzwakte ziekteverwekker toegediend. Het afweersysteem wordt daardoor actief en gaat zelf antistoffen maken. Als dezelfde ziekteverwekker daarna het lichaam binnendringt, wordt hij direct onschadelijk gemaakt. Na actieve immunisatie ben je de rest van je leven immuun voor de ziekte.

Bij passieve immunisatie word je ingeënt met extra antistoffen. Je bent dan een paar maanden beschermd tegen de betreffende ziekte. De antistoffen hechten zich aan de antigenen en verdwijnen na een tijdje uit je bloed. Bij passieve immunisatie hoeft je eigen afweersysteem niets te doen en ben je de rest van je leven niet immuun voor de ziekte.

 


Antibiotica

Veel schimmelsoorten en bacteriën zijn in de natuur elkaars concurrenten. Ze vechten een felle strijd uit met chemische wapens. Dit werd in 1928 bij toeval ontdekt door de Britse wetenschapper Alexander Fleming. In zijn bacteriekweken was per ongeluk een schimmel gekomen en hij zag dat in de buurt van de schimmel geen bacteriën groeiden. Hij kweekte de schimmel verder op en zag dat het filtraat van de schimmel vele soorten bacteriën kon doden. De proefdieren die hij gebruikte hadden geen merkbaar nadelige gevolgen. Hij noemde deze chemische wapens van schimmels: antibiotica.
Mensen gebruiken deze antibiotica om ziekmakende bacteriën te bestrijden.

Bacteriën die bijna of helemaal niet gevoelig zijn voor antibiotica noem je resistent. Om resistente bacteriën te bestrijden zijn andere medicijnen nodig.

 


Meerdere medicijnen

Tegen virussen helpen antibiotica niet. Daarvoor heb je andere medicijnen nodig. Tegen een virusziekte zoals griep wordt het medicijn Tamiflu gebruikt. Aids, veroorzaakt door het HIV-virus, wordt bestreden met AZT. Medicijnen als Tamiflu en AZT verhinderen de voortplanting van virussen. Het afweersysteem moet de rest doen.