Rijk 3. Dierenrijk

Als laatste rijk is er het Dierenrijk.

In dit rijk komen de organismen voor die vaak meerdere orgaanstelsels hebben en zichzelf kunnen verplaatsen door lucht, water of op het land (en soms door alle 3).

Het rijk van de dieren wordt verdeeld in 8 stammen.

Bij deze indeling van het dierenrijk spelen twee kenmerken een belangrijke rol, namelijk:

  • Symmetrie
  • Skelet

Symmetrie

Iets is symmetrisch als je het in twee gelijke helften kunt verdelen. De twee helften zijn dan elkaars spiegelbeeld. In de praktijk is het echter nooit zo dat de delen precies hetzelfde zijn, omdat in de biologie nooit iets 100% perfect is. Misschien heeft een dier aan de rechterkant wel 1 stekel meer dan aan de linkerkant, of heb jij in je ene oog een gekleurd vlekje en in je andere oog niet. Ondanks deze kleine "afwijkingen" noemen we het organisme wel nog steeds symmetrisch.

Veel soorten zijn tweezijdig symmetrisch. Deze dieren zijn op slechts een manier in twee ongeveer gelijke helften te verdelen. Bijvoorbeeld een vlieg.

Andere soorten dieren zijn veelzijdig symmetrisch. Deze dieren zijn op meerdere manieren in twee ongeveer gelijke helften te

Amoebes

Een andere protist die je moet kennen is de Amoebe. Amoebes hebben geen vaste vorm, zij kunnen hun vorm aanpassen door hun schijnvoetjes (dat zijn die gekke uitstulpingen op het plaatje). Zij kunnen die voetjes in en uit trekken en zich op die manier voortslepen.

verdelen. Bijvoorbeeld een zeester.

Dieren die op geen enkele manier in twee ongeveer gelijke helften te verdelen zijn, noemen we niet-symmetrisch. Bijvoorbeeld een amoebe

Skelet

Naast de symmetrie van een organisme, kijken we bij het indelen van dieren in afdelingen ook naar het soort skelet dat het organisme heeft. Een skelet heeft niet altijd de vorm van een geraamte zoals mensen dat hebben, maar het heeft wel dezelfde taak: een skelet geeft een organisme stevigheid en bescherming.


Als we naar het kenmerk "skelet": kijken, dan zijn er 3 mogelijkheden:
1. Het organisme heeft een uitwendig skelet
2. Het organisme heeft een inwendig skelet
3. Het organisme heeft geen skelet

Uitwendig skelet
Een uitwendig skelet, is een skelet dat aan de buitenkant zit. Dat kan een schelp (mossel) of een huisje (slak) zijn. Maar ook een stevig pantser dat over het hele lichaam zit (insecten).

Inwendig skelet
Er zijn ook veel dieren met een inwendig skelet. Zoals de naam al zegt, zit een inwendig skelet aan de binnenkant.

Hieronder zie je 3 vormen van een inwendig skelet. Het eerste is het geraamte van een hond. De tweede is de schelp die bij een inktvis in het lichaam zit. De derde is het inwendige skelet van een spons. Dit skelet gebruiken we soms als badspons.

Geen skelet
Tenslotte zijn er ook dieren zonder skelet. De meeste van deze dieren leven in het water. In het water "zweven" dieren vaak, daarom hebben ze niet altijd een skelet nodig om hun gewicht te dragen.

Hieronder 2 voorbeelden van dieren zonder skelet: een kwal en een (regen)wor

Overeenkomsten

Alle dieren hebben sowieso een:

- Celmembraan: dit is een dun "vliesje" dat onder de celwand ligt en die de inhoud van de cel bij elkaar houdt en probeert te reguleren.

- Cytoplasma: dit is de vloeistof ín de cel, het is een beetje stroperig en bestaat uit water, voedingsstoffen en eiwitten (dat zijn een soort bouwsteentjes)

- Celkern: dit is het regelcentrum van de cel

Vragen

  1. Uit welke drie rijken bestaan de Eukaryoten?

  2. Welke domein heeft het DNA in een celkern liggen?

    A. Archaea
    B. Eukaryoten
    C. Bacteria
     
  3. Uit hoeveel stammen bestaat het rijk der Schimmels?

  4. Hoe planten meercellige schimmels zich voort?

    Bacteriën en eencellige schimmels planten zich allebei voort door deling. Toch is er wel ee

    Amoebes

    Een andere protist die je moet kennen is de Amoebe. Amoebes hebben geen vaste vorm, zij kunnen hun vorm aanpassen door hun schijnvoetjes (dat zijn die gekke uitstulpingen op het plaatje). Zij kunnen die voetjes in en uit trekken en zich op die manier voortslepen.

    n verschil tussen de deling van een bacterie en een schimmel

  5. Benoem het verschil.

  6. De paddestoelen die wij zien zijn de hele schimmel.

    A. Waar
    B. Onwaar
     
  7. Welke twee stoffen komen er uit de fotosynthese?

  8. Wat doet de plant dan vervolgens met deze stoffen (zie antwoord vorige vraag)?

  9. Hoeveel soorten symmetrie bestaan er?

  10. Een kwal heeft een …?
    A. Inwendig skelet
    B. Uitwendig skelet
    C. Geen skelet