Inleiding
Van oudsher hebben de mensen opgemerkt dat mensen, dier en planten hun ontstaan te danken hebben aan soortgelijke wezens: hun ouders. Het ligt voor de hand dat ze zich afvroegen waar de eerste individuen vandaan zijn gekomen. Op deze vraag gaf men antwoorden die erop neerkwamen dat alles uit het niets is ontstaan, geschapen door een almachtig, bovennatuurlijk wezen, zelf zonder oorsprong. Dit laatste klinkt niet logisch met de eerste vraag, maar er was voorlopig geen andere verklaringsmogelijkheid.
In verband met dit scheppingsbeeld dachten de onderzoekers dat de wereld met haar bewoners zoals wij die kennen, in korte tijd was ontstaan en sindsdien onveranderd gebleven. Deze gedachte lag voor de hand omdat niemand ooit planten of dieren had zien veranderen. Overblijfselen in steen van nu niet meer bestaande dieren of planten werden verklaard als 'spelingen van de natuur' of als 'resten van slachtoffers van de zondvloed', een prehistorische natuurramp van bijna onvoorstelbare afmeting waarvan de Bijbel, en zoals later ontdekt, ook reeds het Soemerische Gilgamesj (ca, 200 v.C.) verhalen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb