1.4. Spijsvertering

Voordat je lichaam voedingsstoffen uit je eten kan opnemen, moet het eten eerst bewerkt worden.
Dit noem je verteren en vindt plaats in het spijsverteringsstelsel.


Mond

De mond bevindt zich rondom de mondholte.

De mondholte is het begin van het spijsverteringskanaal. De mondholte bestaat uit het gehemelte, de tong, de boven- en onderkaak, het gebit en de speekselklieren. In de mondholte wordt voedsel met je tanden en de tong fijn gemalen en met speeksel vermengd. Dit noem je ook wel mechanische vertering.

Speeksel bevat verteringssappen. Een enzym uit het speeksel zet zetmeel om in glucose.
Dat noem je ook wel chemische vertering. De fijngemalen natte brij gaat vervolgens door de keelholte naar de slokdarm.

De tong bestaat voornamelijk uit spieren. De tong is het meest beweeglijke orgaan van ons lichaam. Met de tong kun je zuigen, voedsel verplaatsen, je gebit reinigen en praten. De tong is bekleed met een groot aantal hele kleine uitsteeksels. Deze uitsteeksels noem je (smaak)papillen. Deze papillen zorgen ervoor dat je smaken kunt proeven.

 


Strottenhoofd

Het strottenhoofd ligt onder de keelholte en is de ingang van de luchtpijp.

Tijdens het eten sluit de huig de neusholte af. Zo komt het voedsel niet in de neus terecht.
Aan de bovenkant van het strottenhoofd zit het strottenklepje. Het strottenklepje sluit de luchtpijp af tijdens het slikken. Het voedsel gaat dan de juiste buis in: de slokdarm.
Dit voorkomt verslikken.

 


Slokdarm

De slokdarm loopt van de keelholte tot de maag.
Voedsel wordt door de slokdarm geperst dmv samentrekken, waarbij de slokdarm peristaltische bewegingen maakt. Twee spierlagen zorgen voor de peristaltiek van de slokdarm: een buitenste laag (kringspieren) en een binnenste laag (lengtespieren).

De onderste slokdarmsluitspier verhindert dat het voedsel terugstroomt vanuit de maag.
In de slokdarm worden geen verteringssappen afgescheiden



Maag

De maag is een gespierde, kromme zak boven in de buikholte. In de maag wordt een deel van het voedsel verteerd.
De maag heeft ook een beschermende functie: het zure maagsap doodt micro-organismen.

De maag heeft een dikke slijmlaag die de maagwand tegen beschadiging door het maagzuur beschermt. De maagwand is gespierd en door peristaltische bewegingen wordt het voedsel gemengd en gekneed.

In de maag begint de vertering van eiwitten.

Aan de onderzijde is de maag afgesloten door een kringspier: de maagportier.
Via die kringspier worden kleine porties voedsel doorgelaten naar de twaalfvingerige darm.

 


Alvleesklier en galblaas

De alvleesklier ligt in de buikholte achter de maag. De alvleesklier is 12 tot 15 cm lang en weegt zo’n 80 gram.
De alvleesklier scheidt verteringssappen af. Via een afvoerkanaal gaan deze verteringssappen naar de twaalfvingerige darm.

In de galblaas wordt gal opgeslagen.
Gal is een dikke, geelgroene vloeistof die door de lever wordt gemaakt en uitgescheiden.
Gal wordt afgegeven aan de darm als er vet voedsel door de twaalfvingerige darm gaat.
Gal verdeelt vet in kleinere bolletjes, daardoor kan het vet makkelijker verteerd worden.

Alveessap verteert koolhydraten, eiwitten en vetten.

 


Darmen - 1

De dunne darm kan 6 tot 7 meter lang zijn. Hij begint na de maagportier en eindigt in de dikke darm. Het eerste deel van de dunne darm heet twaalfvingerige darm.

In de dunne darm wordt het voedsel vermengd met darmsap uit de darmsapklieren. In de dunne darm worden de voedingsstoffen verder verteerd.

De darmwand heeft darmplooien. De darmplooien hebben darmvlokken.
Darmplooien en darmvlokken maken dat de darmwand een groot oppervlak heeft. Daardoor kunnen er veel voedingsstoffen tegelijkertijd worden opgenomen.

Darmsap maakt vertering van koolhydraten, eiwitten en vetten af.


Darmen - 2

Na de dunne darm komt de voedselbrij terecht in de dikke darm. De dikke darm is ongeveer anderhalve meter lang. De dunne en de dikke darm sluiten niet precies op elkaar aan.
De blinde darm is eigenlijk een soort doodlopend stukje dikke darm, waaraan een wormvormig aanhangsel zit: de appendix.
De dikke darm bevat veel bacteriën die de overgebleven voedselresten kunnen afbreken. Dat noem je de bacteriële spijsvertering. In de dikke darm wordt bijna al het water uit de onverteerde voedselresten gehaald en opgenomen door bloedvaten in de wand van de dikke darm.

Endeldarm
De endeldarm is het laatste deel van de dikke darm. In de endeldarm worden onverteerde voedselresten (ontlasting) verzameld en tijdelijk opgeslagen. De anus sluit de endeldarm af. De anus gaat alleen open als vanuit de hersenen het signaal wordt gegeven. Het is een bewuste reactie. Zo kun je je ontlasting regelen.


Maak jouw eigen website met JouwWeb