1.9. Van cel tot orgaanstelsel.


Om de onderstaande video te kunnen zien, moet je in de afbeelding klikken om hem op youtube te kunnen bekijken.

Van cel tot organisme

Als je inzoomt op een organisme, zie je steeds kleinere eenheden. 
Van groot naar klein is dat: organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel. 


In het volgende stuk worden kort de orgaanstelsels besproken.


Bloedvatenstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het bloedvatenstelsel.
Het bloedvatenstelsel bestaat onder andere uit het hart, de aorta en de aderen. 
Hart:
Pompt bloed door het lichaam.
Aorta:
Grootste slagader, voert zuurstofrijk bloed naar het lichaam. In een afbeelding is zuurstofrijk bloed meestal rood.
Holle ader:
Voert zuurstofarm bloed terug naar het hart. In een afbeelding is zuurstofarm bloed meestal blauw.


Ademhalingsstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het ademhalingsstelsel.
Onderdelen van het ademhalingsstelsel zijn onder andere de luchtpijp, de bronchiën en de longen. 
Luchtpijp:
Stevige buis met kraakbeenringen waardoor de ingeademde lucht naar de longen gaat. De luchtpijp kan afgesloten worden door het strottenklepje.
Bronchie :
De luchtpijp vertakt in bronchiën naar de twee longen toe.
Long:
In de long zitten longblaasjes. Daar vindt de gasuitwisseling plaats. Zuurstof wordt opgenomen, koolstofdioxide uitscheiden.


Verteringsstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het verteringsstelsel.
Drie organen die deel uit maken van het verteringsstelsel zijn de slokdarm, de maag en de dunne darm. 
Slokdarm:
Voert via peristaltische bewegingen voedsel van de mond naar de maag.
Maag:
Gespierd orgaan in de buikholte waarin het voedsel tijdelijk wordt opgeslagen en verteringssappen worden afgescheiden.
Dunne darm:
In de ongeveer 6 meter lange dunne darm vindt vertering plaats en worden voedingsstoffen door het bloed opgenomen.


Uitscheidingstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het uitscheidingsstelsel.
Dit stelsel zorgt ervoor dat vieze of schadelijke stoffen uit het lichaam worden verwijderd. 
Tot het uitscheidingsstelsel behoren de nieren, de urineleider, de blaas en de plasbuis. 


Voortplantingsstelsel man

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het voortplantingsstelsel van de man.
Onder andere de zaadleiders, de eikel en de balzak maken deel uit van dit stelsel.
Zaadleider:
Vanaf de zaadballen lopen de zaadleiders naar boven. Ze passeren de zaadblaasjes en de prostaat. Die maken zaadvocht. Zaadvocht en zaadcellen samen vormen sperma.
Eikel:
Punt van de penis met een dunne gladde huid die gevoelig is voor seksuele prikkels.

Balzak (scrotum):
In de balzak liggen de twee teelballen. In de teelballen worden zaadcellen gemaakt. Hormonen bevorderen de productie van zaadcellen.


Voortplantingsstelsel vrouw

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het voortplantingsstelsel van de vrouw.
Onderdelen van dit stelsel zijn onder andere de baarmoeder, de eierstok en de vagina. 
Baarmoeder:
De baarmoeder is zo groot als een kleine vuist. De wand van de baarmoeder bestaat uit spieren plus een slijmlaag. De baarmoeder is hol. De holte staat in verbinding met de vagina. In de baarmoeder kan een bevruchte eicel uitgroeien tot een baby.

Eierstok:
De twee eierstokken zijn ongeveer zo groot als een golfbal. In de eierstok worden eicellen gemaakt. Bij meisjes vanaf ongeveer elf jaar wordt er elke maand een eicel rijp.

Vagina:
De vagina (schede) verbindt de baarmoeder met de buitenwereld.
De vagina is het geboortekanaal waardoor de baby geboren kan worden.


Spierstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het spierstelsel.
Voorbeelden van spieren in dit stelsel zijn de biceps, de buikspier en de dijspier. 
Biceps:
Spier die het mogelijk maakt om je arm te buigen.
Buikspier:
Buikspieren beschermen de buikholte en maken bewegingen mogelijk.
Dijspier:
Heeft een belangrijke functie bij het lopen.


Botstelsel / skelet

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het botstelsel of beenderenstelsel.
Voorbeelden van botten zijn de ribben, de botten in de wervelkolom en het dijbeen. 
Rib:
Ribben beschermen de longen en het hart.
Wervelkolom:
De wervelkolom geeft stevigheid en beschermt het ruggenmerg.
Dijbeen:
Groot bot in het bovenbeen.


Hormoonstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het hormoonstelsel.
Het hormoonstelsel bestaat uit hormoonklieren. Deze klieren geven hormonen af aan het bloed. Je hebt hormonen die de groei beïnvloeden, je hebt hormonen die invloed hebben op de voortplanting en je hebt bijvoorbeeld hormomen die effect hebben op de stofwisseling.
In de afbeelding zie je de ligging van enkele hormoonklieren.


Zenuwstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het zenuwstelsel.

De hersenen, de ruggenmerg en de zenuwen maken deel van het zenuwstelsel.

Hersenen:
Deel van het centrale zenuwstelsel in de schedelholte.

Ruggenmerg:
Deel van het centrale zenuwstelsel binnen de wervelkolom.

Zenuw:
Bundel uitlopers van zenuwcellen, omgeven door bindweefsel. 

 


Zintuigstelsel

Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het zintuigstelsel.
Het zintuigstelsel zorgt ervoor dat we de buitenwereld kunnen waarnemen. 

Gezichtszintuigen:
Ligging: ogen.
Adequate prikkel: licht.

Gehoorzintuigen:
Ligging: oren.
Adequate prikkel: geluid.

Reukzintuigen:
Ligging: neus.
Adequate prikkel: geur.

Smaakzintuigen:
Ligging: mond/tong.
Adequate prikkel: zoet, zout, zuur, bitter en umami