1.1. Geraamte

Het skelet ofwel geraamte bestaat uit botten.
De botten zijn van been
Been is keihard en dus erg stevig. 

In je lichaam zit ook kraakbeen. Kraakbeen is soepeler.
In je oorschelp zit kraakbeen. 
Je oorschelp kun je dubbelvouwen.

Wist je dat?
Wist je dat baby's ongeveer 350 botten in hun lijfje hebben en volwassenen iets meer dan 200?
Dit verschil komt, omdat bij baby's nog niet alle botten aan elkaar zijn gegroeid.


Waarom een skelet?

De spieren laten ons lichaam bewegen, maar we zouden niet erg ver komen, als we geen geraamte/skelet hadden waar die spieren aan vastzaten. We zeggen daarom: het skelet maakt bewegingen mogelijk.

We hebben een skelet om ons overeind te houden; het skelet biedt stevigheid. Als we het skelet niet hadden, zouden we als een pudding in elkaar zakken.
Ook beschermt het skelet sommige van onze organen. Als je op je hoofd valt zijn niet gelijk je hersenen kapot en een stomp tegen je ribbenkast beschadigt niet meteen je hart of longen. Bovendien geeft het skelet vorm aan ons lichaam.


Tot slot: In het beenmerg worden bloedcellen gemaakt. Bij kinderen gebeurt dit in alle beenderen, bij volwassenen alleen in de platte beenderen (zoals de schedel, ribben, schouderbladen en het bekken).

 


De schedel

De botten in je hoofd vormen samen de schedel. De schedel staat bovenop de wervelkolom. De schedel beschermt de hersenen. In de kaken zitten tanden en kiezen. De onderkaak zit met een gewricht aan de schedel vast en kan bewegen.
Schedelbeenderen
Botten van de schedel.
Bovenkaak
In de kaken zitten tanden en kiezen.
De bovenkaak zit vast aan de schedel.
Onderkaak
In de kaken zitten tanden en kiezen. De onderkaak zit bewegelijk verbonden met een gewricht aan de schedel.
Halswervels
Wervels in de hals. Door de bovenste twee halswervels, de atlas en de draaier, kun je knikken en schudden met je hoofd.


De romp

De romp bestaat uit de wervelkolom, de ribben en het borstbeen, de schoudergordel en de bekkengordel. De ribben, de wervels en het borstbeen beschermen het hart en de longen.
Sleutelbeen
Sleutelbeenderen en schouderbladen vormen de schoudergordel.
Schouderblad
Schouderbladen en sleutelbeenderen vormen de schoudergordel.
Borstbeen/Ribben
Ribben, wervels en borstbeen zijn samen de borstkas.
De borstkas beschermt hart en longen.
Opperarmbeen
Stevig bot in de bovenarm.
Borstwervels
De wervels waaraan de ribben vastzitten.
Lendenwervels
De grootste wervels die het meeste gewicht dragen
Spaakbeen/Ellepijp
Het spaakbeen zit samen met de ellepijp in de onderarm.
Het spaakbeen en de ellepijp zijn lastig uit elkaar te houden. De ellepijp zit bij de pols vast aan de kant van de pink.

Handwortelbeentjes
Kleine botjes bij de pols.
Middenhandsbeentjes
Botjes tussen handwortelbeentjes en vingerkootjes.
Vingerkootjes
Botjes in vingers en duim.


Wervelkolom

De wervelkolom heeft de vorm van een dubbele S. Daardoor is hij veerkrachtig. Als je zit, staat of ligt moet je proberen je rug recht te houden. Dat is beter voor je rug. Je voorkomt dan rugpijn.
De wervelkolom bestaat uit: halswervels, borstwervels, lendenwervels, heiligbeen en staartwervels. Aan de borstwervels zitten de ribben vast.

Halswervels:
De wervelkolom telt zeven halswervels.
Deze worden ook wel nekwervels genoemd.
Borstwervels:
De wervelkolom telt twaalf borstwervels.
Lendenwervels:
De wervelkolom telt vijf lendenwervels.
Heiligbeen:
Heupbeenderen met het heiligbeen zijn de bekkengordel.
Het heiligbeen bestaat uit vergroeide wervels.
Staartbeen:
Laatste deel van de wervelkolom, ook wel stuitje genoemd.
Van onder naar boven worden de wervels bij rechtop lopende of zittende diersoorten, zoals de mens, steeds kleiner (uitzondering staartwervels). Dit komt omdat er onderaan veel meer massa op rust dan bovenaan.
Bij viervoeters zijn de wervels vaak allemaal ongeveer even groot.

Tussenwervelschijven
Tussen elke wervel en de volgende ligt een tussenwervelschijf.
Dit is een kraakbeenkussentje, dat gevuld is met vocht.
Daardoor kan het goed meeveren met bewegingen, maar ook in de knel komen en dan uitpuilen.
Wervellichaam en uitsteeksels
De wervels bestaan uit een wervellichaam (aan de buikzijde) en drie uitsteeksels (aan de rugzijde).
Tussen het wervellichaam en de drie uitsteeksels zit een rond gat.
Hier doorheen loopt een met vloeistof gevulde koker met daarbinnen het ruggenmerg.
Zo wordt het ruggenmerg dus goed beschermd tegen beschadiging.
Vanuit het ruggenmerg takt ter hoogte van de tussenwervelschijven telkens links en rechts een zenuw af.


De ledematen

De heupbeenderen en het heiligbeen vormen samen de bekkengordel.
Armen en benen noem je ook wel ledematen.
Heupbeen
De heupbeenderen vormen samen met het heiligbeen de bekkengordel.
Heiligbeen
Het heiligbeen en de heupbeenderen zijn samen de bekkengordel.
Het heiligbeen bestaat uit vergroeide wervels.
Staartbeen
Laatste deel van de wervelkolom, ook wel stuitje genoemd.
Dijbeen
Groot botstuk in het bovenbeen.
Knieschijf
Bot voor op de knie.
Kuitbeen
Dun botstuk achter in het onderbeen.
Scheenbeen
Stevig botstuk voor in het onderbeen.

Voetwortelbeentjes
Botjes in de enkel.
Hielbeen
Uitgegroeid voetwortelbeentje waar je op staat.
Middenvoetsbeentjes
Botjes tussen voetwortelbeentjes en teenkootjes.
Teenkootjes
Botjes in de tenen.


Kalk en lijmstof

Je geraamte moet wel tegen een stootje kunnen en dus stevig zijn. Een bot bestaat uit been.
Voor de geboorte bestaat het geraamte nog uit kraakbeen. Enkele botten, zoals in je neus en oorschelp, blijven uit kraakbeen bestaan. Been bestaat uit beencellen, kalk en lijmstof.
Kalk is stevig, maar ook broos. Als je een stukje kalk probeert te buigen, breekt het.
Lijmstof is gemakkelijk in elkaar te drukken, maar veert daarna weer terug. Stevig is deze lijmstof dus niet, maar wel erg soepel.
Ook is het kleverig: vroeger maakte men lijm van botten van dieren (beenderlijm).
Kalk en lijmstof zorgen samen voor een stabiel geraamte, zodat het lichaam zijn vorm behoudt.
In de grafiek zie je hoe het percentage lijmstof en kalk in j


Maak jouw eigen website met JouwWeb