Uitscheiding

Belangrijke afvalstoffen
In elke cel in ons lichaam vinden veel chemische reacties plaats, zoals verbranding. Daarbij ontstaan afvalstoffen die het lichaam uit moeten. Koolstofdioxide is een afvalstof. Een tweede belangrijke afvalstof is ureum, die ontstaat bij de afbraak van eiwitten. Er zijn ook nog andere afvalstoffen en giftige stoffen die het lichaam kwijt moet. Het verwijderen van schadelijke of overbodige stoffen uit het lichaam noem je uitscheiding

De cellen geven hun afvalstoffen af aan het bloed. Het bloed raakt daardoor vervuild. Gelukkig zijn er organen die het bloed voortdurend reinigen.

De longen verwijderen koolstofdioxide uit het lichaam. Hierover lees je meer bij "Ademhaling".
Ook alcohol wordt gedeeltelijk via de longen verwijderd.

De lever haalt allerlei schadelijke en giftige stoffen uit het bloed en maakt ze onwerkzaam. Daarna worden ze weer aan het bloed afgegeven en door de nieren uitgescheiden.
Een deel van de afvalstoffen van de lever komen niet in het bloed, maar verlaat de lever via de gal. Deze stoffen komen dus met de uitwerpselen naar buiten.

De zweetklieren in de huid geven water en zouten af aan de omgeving.

 


De nieren

Een mens heeft twee nieren. Deze organen liggen in de buikholte achter het buikvlies, links en rechts van de ruggengraat.

Vanuit de aorta komt een deel van het bloed in de nierslagader terecht. Dit bloed is zuurstofrijk en bevat nuttige stoffen voor de cellen, maar ook afvalstoffen die er onder andere in de lever in terecht gekomen zijn, zoals ureum. In de nieren wordt het bloedplasma gefilterd. De bruikbare stoffen gaan weer terug naar het bloed.

Afvalstoffen zoals zouten, ureum en kleurstoffen (bijvoorbeeld rode kleur van bietjes) en overtollig water gaan vanuit de nieren, via de urineleiders, naar de blaas. De nieren regelen de hoeveelheid water en zouten die ze afgeven, zodat je bloeddruk constant blijft. Ureum is een schadelijke stof die vrijkomt bij het omzetten van eiwitten. Ook halen de nieren gif (bijvoorbeeld resten van bestrijdingsmiddelen)
en overtollige geneesmiddelen uit je bloed.

De urine verlaat via de urinebuis het lichaam.
Door de nieraders stroomt daarna het gezuiverde bloed weg uit de niere


Bouw van een nier

In de nierschors en het niermerg liggen per nier ongeveer een miljoen niereenheden om het bloed zuiveren. In de nierbekkens wordt urine verzameld.
Via de urineleiders wordt de urine afgevoerd naar de urineblaas. In de urineblaas wordt de urine tijdelijk opgeslagen.
Van tijd tot tijd wordt de urine uit de urineblaas afgevoerd via de urinebuis. Ureum zorgt voor de sterke lucht van urine.

Urine bestaat vooral uit water. Als je veel drinkt en weinig zweet, moet je vaak plassen. Je urine is dan waterig. Als je weinig drinkt en veel zweet, plas je maar weinig. De urine is dan donkergeel.

Urine wordt al eeuwenlang gebruikt voor medisch onderzoek. Zo bevat urine bij gezonde mensen geen glucose en geen bacteriën.
Glucose in de urine kan wijzen op diabetes (suikerziekte). Bacteriën in de urine kunnen wijzen op een blaasontsteking.

Op de afbeelding: Een piskijker onderzoekt de urine van een vrouw om te zien of er afwijkingen zijn die op een ziekte wijzen.

 


De nieren - 2

Dialyse
Iemand waarvan de nieren niet of niet goed genoeg werken, moet gedialyseerd worden. Een machine neemt dan de functie van de nieren over. 

Transplantatie
Een andere mogelijkheid is een niertransplantatie. Je krijgt dan een nier van iemand anders, bijvoorbeeld iemand die is overleden of een broer of zus.

Urine wordt al eeuwenlang gebruikt voor medisch onderzoek. Zo bevat urine bij gezonde mensen geen glucose en geen bacteriën.
Glucose in de urine kan wijzen op diabetes (suikerziekte).
Bacteriën in de urine kunnen wijzen op een blaasontsteking.


De lever

 

De lever is het zwaarste orgaan van je lichaam (1,5 tot 2 kilo). De lever ligt aan de rechterkant achter de ribben.

De poortader brengt voedingsstoffen vanuit de dunne darm naar de lever. De hoeveelheid voedingsstoffen in het bloed varieert, afhankelijk van hoeveel en wat je hebt gegeten. Maar voor de cellen is het niet goed als het gehalte aan voedingsstoffen sterk wisselt. De lever zorgt voor een constante waarde.

  • Als het glucosegehalte te hoog wordt, slaat de lever dit op als glycogeen. Als het glucosegehalte te laag is, kan de lever een deel van de glycogeenvoorraad afbreken en glucose afgeven aan het bloed. De glucose opname en afgifte wordt geregeld door hormonen (zie pagina 7)
  • Aminozuren kan de lever niet opslaan. Als er teveel zijn worden ze afgebroken. Daarbij ontstaat ureum. Dat wordt aan het bloed afgegeven en via de nieren uitgeplast.
  • Een teveel aan vetten wordt in de vetcellen opgeslagen.

De lever is ook een uitscheidingsorgaan. Sommige gifstoffen worden afgevoerd via de gal. Gal is een dikke, geelgroenige vloeistof die door de lever wordt uitgescheiden.
Gal bevat galzouten en galkleurstoffen. Galzouten emulgeren vet. Meer hierover lees je bij "Spijsvertering - Alvleesklier en galblaas".
Galkleurstoffen zijn afvalproducten (o.a. van rode bloedcellen).
De bruine kleur van de poep ontstaat door de galkleurstoffen.
De gal kan rechtstreeks afgevoerd worden naar de twaalfvingerige darm.
Maar het kan ook opgeslagen worden in de galblaas. De galblaas ligt achter de lever.

Er zijn ook gifstoffen die niet onwerkzaam gemaakt kunnen worden. Deze gifstoffen kunnen worden opgeslagen in de lever.

Alle cellen hebben glucose nodig als brandstof. Dus is het belangrijk dat er steeds voldoende glucose in het bloed zit. Maar ook niet te veel, want dat is schadelijk voor de cellen.

Daarom wordt de hoeveelheid glucose nauwkeurig geregeld in een regelkring. Er zijn daarbij twee hormonen betrokken: insuline en glucagon. Ze worden allebei gemaakt in de alvleesklier.

Een hormoon is een chemische stof met een specifieke werking. Hormonen kunnen een proces stimuleren of juist afremmen, daarom worden hormonen ook wel 'regulerende stoffen' genoemd.Hormonen worden gemaakt in hormoonklieren.

Deze hormoonklieren geven de hormonen af aan het bloed. (zie Hormonen)Als je net gegeten hebt, merkt de alvleesklier dat er veel glucose in het bloed zit. Hij gaat insuline maken. Insuline zorgt ervoor dat de cellen glucose kunnen opnemen. Daardoor daalt het glucosegehalte van het bloed.
Als er te weinig glucose in het bloed zit, maakt de alvleesklier glucagon. Glucagon zorgt ervoor dat de lever glucose afgeeft.


Maak jouw eigen website met JouwWeb