Zaden

Veel planten maken zaden. Deze zaden noem je daarom zaadplanten
De zaden dienen voor de voortplanting. 
Je maakt onderscheid tussen: naaktzadige planten en bedektzadige planten


Naaktzadige planten

Naaktzadige planten zoals den of larix maken zaden zonder vrucht eromheen.
Deze zaden liggen open en bloot ofwel naakt.
De zaden van de den liggen op kegelschubben.
Als de kegelschubben hard zijn, wijken ze uit elkaar. Als de kegel beweegt kunnen de zaden naar beneden vallen.
De zaden dwarrelen dan als helikoptertjes naar beneden.


Bedektzadige planten

Bij bedektzadige planten zijn de zaden altijd omgeven (bedekt) door een vrucht.
Soms stelt de vrucht niet veel voor, zoals bij de paardenbloem. Soms zijn de zaden juist omgeven door enorme vruchten, zoals bij de watermeloen.

Er zijn ongeveer 250.000 bedektzadige plantensoorten.
Die zijn te verdelen in eenzaadlobbige en tweezaadlobbige planten.


Eenzaadlobbige planten

Bij eenzaadlobbige plantensoorten zie je de vrucht bijna niet. Het enige wat je ziet is een velletje, de vruchtwand
Daarom worden de vruchten van eenzaadlobbige planten meestal zaden genoemd.

Het zaad van eenzaadlobbige planten zoals tarwe bestaat voor het grootste deel uit voedsel. Dat gedeelte heet zaadlob
De rest van het zaad bestaat uit de kiem. Als de kiem gaat groeien, gebruikt het de energie uit het voedsel.

Bij een pas gekiemde tarwekorrel zie je één zaadlob.
Daaruit halen het stengeltje en het worteltje de energie om te kiemen ofwel te groeien totdat het stengeltje groen wordt.


Tweezaadlobbige planten

Bij tweezaadlobbige planten is de vrucht meestal duidelijk te zien. Een voorbeeld hiervan zie je bij bonen zoals bruine bonen en tuinbonen. De zaden (bonen) zitten in een vrucht, de peul.


Als een bruine boon kiemt, zie je dat hij uit twee helften bestaat, de zaadlobben
De kiem groeit door energie uit deze zaadlobben te halen totdat hij groen is.

Onder de zaadhuid bevinden zich de zaadlobben met voedsel voor de kiem.
Door het poortje kan de boon water opnemen om te kiemen. Met de navel heeft de boon vast gezeten in de peul. Er is ook een tweelingbultje of hartje te zien op de boo


1 Een bruine boon is een zaad.
2 De bruine boon neemt door het poortje water op. De bruine boon zwelt op en breekt open.
3 Het worteltje komt naar buiten.
4 Het worteltje groeit en vormt zijwortels. Het stengeltje komt naar buiten. De kiem is een kiemplant geworden.
5 De kiemplant groeit. Hierbij wordt het reservevoedsel uit de zaadlobben verbruikt.
6 De kiemplant krijgt meer bladeren. Het reservevoedsel raakt op. De zaadlobben verschrompelen en zullen even later afvallen.
7 De kiemplant is een volwassen boonplant geworden.
8 Aan de boonplant komen bloemen. In de bloemen ontwikkelen zich zaden.
9 Hier ontstaan de zaden.


Maak jouw eigen website met JouwWeb