Wat is determineren?

Alleen al in Nederland leven duizenden verschillende soorten planten en dieren. Sommige soorten, zoals een roodborstje of een klaproos, kent bijna iedereen. Andere soorten herken je niet zo makkelijk. Als je wilt weten hoe een dier of een plant heet, zul je het op moeten zoeken.

Het bepalen van de soortnaam heet determineren.
Er zijn boeken voor het determineren van vogels of van planten.

Ook op internet zijn websites die je kunnen helpen bij het determineren.

 


Hoe kun je determineren?

Determineren doe je met een determinatiesleutel.
Een determinatiesleutel is een soort vragenformulier dat je naar de naam van de soort leidt. Telkens wordt er gevraagd of een bepaald kenmerk wel of niet aanwezig is. Dit gaat net zo lang door tot je uitkomt bij het organisme dat je zoekt.

Sommige determinatiesleutels starten helemaal vanaf het begin. Dat is handig als nog helemaal niet weet met wat voor soort organisme je te maken hebt. De meeste determinatiesleutels gaan ervan uit dat je al een beetje weet waar het organisme bij hoort. Je hebt bijvoorbeeld speciale determinatiesleutels voor vogels of voor insecten.

Een zoekkaart is een voorbeeld van een determinatiesleutel.

 


Ordening van soorten

Soorten zijn geordend op basis van een systeem dat een paar honderd jaar geleden is bedacht door de bioloog Linnaeus.

  • Het ordeningssysteem begint met de rijken.
  • De rijken zijn onderverdeeld in hoofdafdelingen of stammen.
  • Iedere hoofdafdeling is onderverdeeld in klassen.
  • Klassen zijn onderverdeeld in orden.
  • Een orde is onderverdeeld in families.
  • Een familie is onderverdeeld in geslachten.
  • En een geslacht is onderverdeeld in soorten.

Het resultaat van het determineren van een bruine rat zou er zo uit kunnen zien.

 

Rijk Dieren --> Hoofdafdeling Gewervelde dieren-->  Klasse Zoogdieren --> Orde Knaagdieren -->Familie Muisachtigen --> Geslacht Echte ratten --> Soort Bruine rat


Tot welk rijk een organisme behoort, hangt af van de cellen waaruit het organisme is opgebouwd. In het schema zie je de verschillen tussen de cellen per rijk.


Vijf klassen van gewervelde dieren

Eén van de hoofdafdelingen bestaat uit dieren met een inwendig skelet.
Van het skelet bestaan de rug en de nek uit wervels.
Daaraan dankt deze hoofdafdeling zijn naam. Er zijn duizenden gewervelde dieren.
Daarom is ook deze groep weer onderverdeeld, namelijk in 5 klassen


Ordenen - 2

Bij het plantenrijk behoren alle organismen met plantaardige cellen. Plantaardige cellen hebben een celwand, een vacuole en plastiden. De organismen kunnen uit één cel bestaan, maar meestal bestaan ze uit veel cellen.

Het plantenrijk kent drie afdelingen: de algen, de sporenplanten en de zaadplanten.


Algen

Eencellige algen vormen
soms kolonies

De kleinste planten zijn de algen (of wieren).
Ze groeien snel en komen voor in zout- en in zoetwater.
Ze planten zich voort door middel van deling.

Algen hebben geen stengels, bladeren en wortels. Ze hebben bladgroen en produceren hun eigen voedsel door fotosynthese. Algen zijn daardoor belangrijke producenten; ze zijn een belangrijke bron van voedsel voor consumenten (dieren). Consumenten kunnen zelf geen eigen voedsel maken. Ook voor het voedsel van mensen zijn ze belangrijk.

Zeewier

Sommige algensoorten zijn meer niet groen maar blauw, rood of bruin doordat andere kleurstoffen (pigmenten) overheersen.

Sommige algen hebben delen die lijken op bladeren, die door het water rechtop worden gehouden. Zeewieren kunnen worden gebruikt als grondstof voor biobrandstof


Sporenplanten

Mossen zijn sporenplanten en hebben bladeren en stengels. Ze zijn meestal maar enkele centimeter groot en ze zijn erg teer. De bladeren zijn klein en meestal maar één cellaag dik. Ze zijn met kleine orgaantjes in de bodem vastgehecht. Die kun je nog niet echt met wortels vergelijken. Ze kunnen water opnemen met hun bladeren.

Sporenplanten planten zich voort door sporen. Een spore bestaat uit één cel, omgeven door een stevige wand. Ze worden gevormd in speciale orgaantjes, de sporendoosjes.

Varens vormen ook sporen. De sporendoosjes vind je aan de achterzijde van de bladeren. Varens hebben wortels, stengels en bladeren. De stengels vormen vaak een wortelstok, met daaraan de wortels. De vaatbundels vervoeren het water van de wortels naar de bladeren. Varens behoren daarom bij de vaatplanten. Net als de zaadplanten!

 


Zaadplanten

Zaadplanten hebben een wortel, een stengel en bladeren. Zaadplanten vormen zaden om zich voort te planten. Je kunt twee groepen zaadplanten onderscheiden. Bij de indeling van die twee groepen kijk je naar de ligging van het zaad.

Bij naaktzadigen (b.v. den en spar) liggen de zaden niet opgesloten in een vrucht, maar op een zaadschub. Deze schubben zijn meestal gerangschikt in kegels, waardoor de zaden toch een beetje beschermd liggen.

Bedektzadigen hebben bloemen, met daarin de zaadbeginsels in een gesloten vruchtbeginsel. Na de bestuiving en bevruchting groeit het vruchtbeginsel uit tot een vrucht, met daarin opgesloten het zaad.