groepen, antigenen en antigenen herkennen

Bloedgroepen
Welke bloedgroepen zijn te combineren bij een bloedtransfusie? 

Bloedgroepen en zwangerschap
Welke rol speelt de resusfactor bij de zwangerschap? 

Antigenen en verwantschap
Antigenen zijn erfelijk. 
Je hebt antigenen van je vader en van je moeder. 

Antigenen herkennen
Hoe kunnen antistoffen worden gebruikt om ziektes op te sporen?

 


Bloedgroepen

De vier meest voorkomende bloedgroepen zijn: A, B, AB en 0. A en B zijn antigenen (uitsteeksels) op de rode bloedcellen.
Deze antigenen zijn vooral belangrijk bij een bloedtransfusie. Bij een bloedtransfusie krijgt een acceptor bloed van een donor
Iemand met bloedgroep 0 heeft geen antigenen A of B. 

 


Transfusieschema

Het lichaam maakt antistoffen tegen ‘vreemde’ antigenen. Bij een bloedtransfusie mag een acceptor dus geen antigenen binnen krijgen. Iemand met bloedgroep A maakt bijvoorbeeld antistoffen tegen bloedgroep B. 
Als de antistoffen en antigenen bij elkaar komen, gaat het bloed klonteren.


Bloedgroepen en zwangerschap

Bloedcellen hebben ook een antigen dat resusfactor wordt genoemd. De resusfactor wordt meestal aangegeven met een +.
Er zijn dus acht combinaties mogelijk: A+. A–, B+, B–, AB+, AB–, 0+, 0–.

De resusfactor speelt een belangrijke rol bij zwangerschap. Een ongeboren baby met + kan een moeder hebben met –. Dat heet resusantagonisme. De moeder gaat dan antistoffen maken tegen de baby. De baby kan de antistoffen via de placenta binnenkrijgen en daardoor sterven. Meestal loopt de eerste baby nog geen gevaar, maar de tweede wel. Dit kan worden voorkomen door op tijd maatregelen te nemen.


Antigenen en verwantschap

Antigenen zijn erfelijk. Je hebt antigenen van je moeder en van je vader. Soms passen die niet bij elkaar, zoals bij het resusantagonisme. 
Bij een transplantatie is het belangrijk dat de antigenen niet veel verschillen. De ontvanger ontwikkelt dan antistoffen tegen het orgaan. Het donororgaan wordt dan afgestoten. Bij een niertransplantatie wordt er gezocht naar een nier van iemand die veel overeenkomstige antigenen heeft. Vaak is dat een familielid. Als de antigenen voldoende overeenkomen, spreek je van een match. Een eeneiige tweeling heeft exact dezelfde antigenen.


Antigenen herkennen

Als je bij een ziekte te maken hebt met een onbekend antigen, kun je kijken welke antistof daarmee reageert. Op die manier kun je een onbekend antigen herkennen. Dat heet immuunhistochemie.

Iemand met kanker heeft bepaalde kankerantigenen op zijn kankercellen. 
Een arts onderzoekt welke antigenen dat zijn door verschillende antistoffen te testen. De antistoffen worden radioactief gemaakt en in het lichaam gespoten. 
Als de antistoffen passen bij de antigenen van de tumor, dan zal de tumor radioactief worden. Dat is te zien met een speciale manier van fotograferen. Als een arts weet welke antigenen er zijn, kan hij de medicijnen bepalen.